De Sint Jacobskerk is een tussenvorm tussen een basiliek en een hallenkerk. Het is een gebouw met brede zijbeuken waarvan de daken met een knik doorlopen over de zijkapellen, die aan de zijbeuken grenzen. Verder is er een groot transept of dwarsschip.Het interieur bevat vele elementen die verwijzen naar de rijke geschiedenis van Vlissingen: rouwborden met het wapen van de familie Lampsins, gildeborden, scheepsmodellen en het in 1966 onthulde De Ruyterraam in de westelijke muur. De noordzijde van het dwarsschip was lange tijd een aparte kerk voor de Engelse gemeenschap en van het hoofdgebouw afgescheiden. Bij de restauratie aan het eind van de vorige eeuw zijn vele verbeteringen aangebracht, zoals een nieuwe vloer met vloerverwarming en losse stoelen die een flexibel gebruik van de ruimte mogelijk maken. Een klein aantal van de oorspronkelijke grafstenen zijn bewaard gebleven. De kerk is toegankelijk voor invaliden en heeft een invalidentoilet. Aangenomen wordt dat met de bouw van de kerk omstreeks 1308 is begonnen. Uit die periode stammen nu nog de onderbouw van de toren en de koorsluiting. Het is dus vanaf het begin een kerk met toren geweest. De toren had, in tegenstelling tot heden, boven het metselwerk een gotische spits. Deze werd in 1501 afgebroken en vervangen door een achtkantige houten opbouw met twee balustraden. De vierkante, van steen opgetrokken, onderbouw van de toren eindigt met de eerste achtkantige houten gaanderij. In de met leien afgedekte achtkantige ruimte tussen de eerste en de tweede gaanderij bevinden zich aan vier zijden de wijzerplaten van het torenuurwerk; terwijl binnen in deze ruimte de speeltafel van het klokkenspel staat opgesteld. Boven de tweede gaanderij hangen in de openingen tussen de acht zware pilasters, de klokken van het uurwerk en het carillon. Nog weer hoger hangen de andere klokken van het carillon. Het bovenste deel heeft de vorm van een peer, afgedekt met leien met daarop een vergulde bal met een ijzeren kruis en de weerhaan. Op iedere hoek van de balustrade van deze galerij staat een fles, het wapen van de stad Vlissingen; op die van de tweede galerij staan kegelvormige ornamenten. De geschiedenis van de beiaard in de Sint Jacobskerk in Vlissingen gaat terug tot 1587, toen Thomas Bot uit Utrecht de opdracht kreeg om 17 klokken te gieten voor het klokkenspel. Het eerste carillon werd in 1768 uitgeschakeld vanwege problemen. In 1769 werd een nieuw klokkenspel van 40 klokken geïnstalleerd, dat tot 1911 functioneerde. In 1914 werd een nieuw klokkenspel in gebruik genomen, vervaardigd door de firma J. & D. Taylor uit Engeland. Het had 33 klokken en werd in mei 1943 door de Duitse bezetter uit de toren verwijderd. In 1951 werd een nieuw carillon met 47 klokken in gebruik genomen, geleverd door de firma Petit en Fritsen uit Aarle-Rixtel. Het computertijdperk begon voor het carillon met de restauratie van 1997/1998. Het speelwerk bestond uit een grote trommel met pennetjes die, voortbewogen door het uurwerk, een hamer op de klokken in beweging bracht. Met uitzondering van de nachtelijke uren speelt er op het hele en halve uur een melodietje dat wordt aangestuurd door een computer, waarin een verwisselbare chip met de daarop “ingeblikte” melodieën zit. Het carillon werd van 1951 tot 1980 bespeeld door P.H. Broerse en van 1980 tot 2008 door Henk G. van Putten. Kerkgebouw
Het gebouw
Het gebouw heeft een zeer goede akoestiek en kan plaats bieden aan ongeveer 700 personen. Voor muziekuitvoeringen staan een vleugel, een grootorgel, koororgel en een kistorgel ter beschikking. De toren
De vier carillons